Op haar eentje tilt Trees Candaele fair trade naar een hoger niveau. Voor Femimain, haar collectie handgemaakte producten vervaardigd door Marokkaanse vrouwen, zoekt ze zelf coöperaties uit die ze regelmatig bezoekt om samen de ontwerpen te bespreken. Zij garandeert hen een eerlijke prijs en correcte arbeidsomstandigheden, de vrouwen leveren op hun beurt originele producten.
Femimain versterkt niet enkel de sociale en economische positie van vrouwen in Marokko, ook in eigen stad schept het werkgelegenheid voor vrouwen. Dat is geen toeval: het project ontstond in de schoot van de Pianofabriek, het gemeenschapscentrum in Sint-Gillis dat sterk inzet op duurzaamheid en solidariteit. In 2003 reisde Trees met vijftien Marokkaanse vrouwen uit de gemeente naar het voor hen onbekende zuiden van Marokko. Samen bezochten ze een aantal militante vrouwenorganisaties, om te laten zien dat die vrouwen met weinig middelen tot heel wat in staat zijn.
De ervaring was zo intens dat de vrouwen van de Pianofabriek er een vervolg aan wilden breien, vertelt Trees: “Ik ben vrij snel daarna teruggekeerd om organisaties te zoeken die wilden werken volgens de principes van fair trade en die redelijk bereikbaar waren qua ligging en communicatiemiddelen.” Onder fair trade verstaat Trees niet alleen goede werkomstandigheden, een correcte verloning en gebruik van duurzame materialen, maar ook een economische relatie gebaseerd op gelijkwaardigheid. “Ik heb veel geïnvesteerd om tot een kwaliteitsvol product te komen dat we op de westerse markt kunnen verkopen, rekening houdend met hun savoir faire en de materialen die zij hebben.”
Trees selecteerde tien coöperaties die nog geen samenwerkingsverband hadden met andere partners, opdat ze gelijk van nul konden starten. De verschillende ateliers leveren heel diverse producten: armbanden en kettingen in ‘passementerie’, een oude Marokkaanse weeftechniek, met de hand geborduurde bedovertrekken, rieten manden en arganolie. Verder nog authentieke, met de hand beschilderde theeglazen. Ook leren babouches, normaal het terrein van de mannen, maar Trees kon een jongen overtuigen om het aan zijn vrouwelijke dorpsgenoten te leren. En dan zijn er nog portemonnees en toilettasjes gemaakt uit grote, bedrukte rijstzakken..
Leren lezen en leren loslaten
In de loop der tijd zijn er nieuwe coöoperaties bijgekomen maar ook afgevallen, omdat de producten niet verkoopbaar bleken of het charter niet werd gerespecteerd. Femimain heef geen certificaat maar belichaamt fair trade ten volle. Vaak hangt het partnerschap samen met een alfabetiseringsproject. Als je in het atelier wil werken, moet je daarnaast lessen volgen.
Bij de coöperatie Atma (foto) is het zelfs zo dat als een tapijt wordt verkocht, 50% van de verkoopprijs naar de vrouw gaat die het heeft geweven; van de andere 50% gaat één derde naar de bedrijfsvoering van het atelier, één derde wordt gereserveerd voor de aankoop van grondstoffen en één derde gaat in een fonds voor alfabetiseringslessen. Trees: “Wij zijn geen commerçanten, het gaat ons om de sociale economie. Ik heb er ongelooflijk veel uit geleerd. In het begin heb ik me dood geërgerd aan het mentaliteitsverschil, maar je moet het kunnen loslaten. Ik zou het verschrikkelijk vinden als ze het gevoel hebben dat ik hen iets opleg. Over prijzen ga ik niet keihard onderhandelen, zij weten perfect wat het basismateriaal kost en hoe lang ze daar aan gewerkt hebben. Het is aan mij om uit te rekenen hoeveel het uiteindelijk zal kosten en af te wegen of dat verkoopbaar is.”
Geen massaproductie
Bij de Pianofabriek komen veel verschillende nationaliteiten over de vloer. Mensen stellen vaak voor om partnerships met coöperaties uit hun land van afkomst aan te gaan. Trees aarzelt: “Femimain is ingebed in de Pianofabriek, niemand moet er een inkomen uit genereren. Ook al is het belangrijk voor ons imago, het is een verlieslatende post en uitbreiden kost geld. Om ter plaatse te gaan, maar ook om te prefinancieren. En ik heb m’n handen al vol.” Gelukkig kan Trees rekenen op de vrouwen die hier worden ingeschakeld via een tewerkstellingsproject. Zij tellen de levering na, regelen de stock, volgen bestellingen van winkels op en houden geregeld een stand open op festivals.
De collectie is voornamelijk bestemd voor de Belgische markt, maar af en toe komt er ook een bestelling uit Amerika en Nederland. Momenteel zijn er vijftien winkels die regelmatig bestellen, waaronder Letude in Leuven, Phulkari in Gent en Ozfair in Sint Gillis. En een aantal Oxfam-Wereldwinkels. “Toen ik begon, wou ik onze producten in de mooie winkelstraten van de grote steden zien. In wereldwinkels komen mensen die al overtuigd zijn, en ik wou een nieuw publiek aanspreken.” Trees heeft haar mening moeten herzien en ondernam een aantal pogingen om de interesse van Oxfam-Wereldwinkels te wekken. “Zij willen de verdeling doen via hun depot, maar dan krijg je er een schakel bij en worden de producten veel duurder, terwijl ik rechtstreeks aan de wereldwinkels wil verkopen. Ik begrijp niet waarom zij zo protectionistisch zijn. Het project verloopt volledig volgens de regels van fair trade en bovendien is het niet de massaproductie die je in veel wereldwinkels ziet, van Knokke tot Hasselt. Het is jammer voor de ateliers want als we meer afzet hebben, kunnen we regelmatiger bestellen. En als we 1000 in plaats van 100 oorbellen bestellen, kan de prijs ook naar beneden en zullen meer kopers geïnteresseerd zijn.”
Sommige ateliers, zoals die van de manden en de sjaals, verkopen goed, andere zijn volledig afhankelijk van Femimain. Als de antipode van de neokoloniale weldoener probeert Trees hen te overtuigen om in te zetten op de lokale markt en op export, of om een opleiding te volgen die meer commercieel inzicht biedt. “Het atelier van de sjaals bijvoorbeeld ligt heel afgelegen, ze verstaan enkel Berbers. Zij weefden prachtige dingen, maar hadden geen afzet, hun voorraad stapelde zich maar op. Ondertussen gaat het beter.” In eigen land moeten de ateliers concurreren tegen de soeks waar de spotgoedkope producten niet onder de meest correcte arbeidsomstandigheden zijn gemaakt, vaak door kinderen. “De fairtradeboodschap verkondigen is blijkbaar nog een brug te ver, maar daar wil ik zeker op blijven inzetten.”
Een blik op Europa
In Marokko wordt veel gekopieerd, de creativiteit is soms ver zoek, waardoor het moeilijk is om iets origineel aan te bieden. “Vorig jaar zag ik ergens schitterende ontwerpen, heel modern maar toch typisch Marokkaans. Via via kwam ik te weten dat ze van de hand waren van een Japanse ontwerpster, geboren en getogen in Marokko. Met haar heb ik binnenkort een afspraak. Het is goed om de blik van de vrouwen te verruimen. In het begin vond Assiya van de Bensllou-coöperatie de kleurencombinatie voor de juwelen verschrikkelijk, nu fabriceren ze soms zelf iets dat helemaal beantwoordt aan onze smaak. Het is ongelooflijk als ik zie hoe we begonnen zijn en waar we nu staan. Ik herinner me mijn eerste bezoek. We hadden alles afgesproken, maar twee dagen na mijn thuiskomst belde Assiya met de vraag of ik niet kon komen om toch nog wat zaken te bespreken. Ik zei dat ik terug in België was, en toen antwoordde ze: ‘Ik heb juist couscous gemaakt, dat blijft heel lang warm!’”
In 2012 deed Trees een effectenmeting bij alle coöperaties om te weten of de samenwerking beantwoordde aan wat ze hen vijf jaar daarvoor had voorgesteld. “Het eerste wat ze zeiden is dat ze dankzij Femimain een blik op Europa hebben gekregen. Ook het persoonlijke contact vonden ze heel belangrijk. Het zijn de vrouwen en ik, en daar zit niemand tussen. Ik blijf altijd bij hen logeren, je staat samen op en je gaat samen slapen, waar geen water is, was je je samen buiten in emmers. Ik vind dat belangrijk voor de gelijkheid: zij hebben mij nodig, maar ik heb hen evenzeer nodig. Die wisselwerking is essentieel.”
Trees weet niet goed hoe het verder moet met Femimain. “Mijn grote bekommernis is meer afzet. Er zijn zoveel initiatieven. Maar ik vind de sterkte van dit project dat de cirkel rond is: het gaat om tewerkstelling van kansengroepen in het Zuiden én hier.”