Hoe duurzaam is ‘duurzame’ palmolie? We stelden de vraag in eerdere artikels over de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie en de Belgische Alliantie voor Duurzame Palmolie. Maar terwijl de industrie volop zoekt naar een aanpak die de vernietiging van mens en milieu in Zuidoost-Azië stopt, bestaan er wel degelijk eerlijke alternatieven. Palmolieprojecten in Ghana, Togo en Ecuador zijn inmiddels gecertificeerd en dragen het fairtradelabel Fair for Life.
Uniek maar omstreden
Wie zich in de enorme expansie van de palmolieteelt verdiept, krijgt een verhaal te zien met veel pro’s en contra’s, met stugge voorstanders en felle tegenstanders. De voordelen van palmolie zijn nochtans overduidelijk. Palmolie heeft unieke eigenschappen waardoor het een uiterst nuttig ingrediënt is voor de voedingsindustrie. Bovendien ligt de productiviteit per hectare bij palmolie vele malen hoger dan bij andere plantaardige oliën. Zonder palmolie zou je 7 tot 10 keer meer aardoppervlakte moeten ‘inpalmen’ om dezelfde hoeveelheid olie te bekomen.
Maar ook de tegenstand roert zich. Om te beginnen is palmolie in de medische wereld omstreden omwille van de grote hoeveelheid verzadigde vetten. De meest kritische stemmen zitten echter bij ngo’s en milieubewegingen. Door de gigantische uitbreiding van de teelt in Indonesië en Maleisië kan de rechtstreekse link met ontbossing, verlies van biodiversiteit en sociale conflicten onmogelijk weerlegd worden. Grote oppervlakten kostbaar regenwoud zijn vernield, land is gestolen van lokale gemeenschappen en arbeidsrechten zijn op grote schaal geschonden. Treurende orang-oetangs staan symbool voor de vele slachtoffers van de ongebreidelde hebzucht van lokale en internationale bedrijven in de palmolieketen.
Vele stakeholders binnen de industrie zijn zich bewust van het probleem. Eddy Esselink van de Nederlandse Task Force Duurzame Palmolie vat de verdediging van palmolie zo samen: “Alternatieven voor palmolie zijn niet beter voor de gezondheid en zelfs slechter voor het milieu. Daarom is het beste alternatief voor palmolie duurzame palmolie.”
Op zoek naar duurzame palmolie
Om de kritiek van antwoord te dienen richtte de industrie in 2004 de Round Table for Sustainable Palm Oil (RSPO) op. Producenten, verwerkers en handelaars die zich aan een aantal principes en criteria houden, kunnen door RSPO gecertificeerd worden en hun palmolie als ‘duurzaam’ labelen.
Ngo’s als WWF en Oxfam zitten mee aan tafel om te ijveren voor strengere criteria. Zo gaat in 2016 RSPO Next van start, een soort next level – voorlopig vrijwillig – waarbij elke band met ontbossing, bosbranden of het inpalmen van veengronden zou worden uitgesloten.
Ngo’s als Greenpeace zijn altijd erg kritisch geweest voor RSPO. Zij vinden de criteria en de controle te zwak, waardoor certificatie geen garantie is op palmolie zonder ontbossing. Aangezien RSPO Next voorlopig enkel een vrijwillige optie is voor een aantal ‘voorlopers’, zal dat maar heel langzaam effect creëren, terwijl het wel 5 voor 12 is voor het Indonesische regenwoud.
In het artikel Zijn we op weg naar duurzame palmolie? lees je meer over deze discussie. RSPO slaat alleszins aan. In 2015 was 20% van de wereldwijde palmolieproductie RSPO-gecertificeerd, een aandeel dat jaarlijks stijgt. Ook in België leeft het thema. Zo slaagden de leden van de Belgische Alliantie voor Duurzame Palmolie erin om eind 2015 100% RSPO-gecertificeerde palmolie aan te kopen. Voor 2020 leggen ze de lat hoger met extra criteria zoals de volledige bescherming van waardevolle bossen en moerasgebieden.
Op zoek naar eerlijke palmolie
“Net zoals andere fairtrade-organisaties hebben wij geworsteld met de vraag wat te doen met palmolie”, vertelt Hielke van Doorslaer, Dienst politiek beleid & Zuidwerking van Oxfam-Wereldwinkels. “Uiteindelijk hebben wij gekozen voor een gedifferentieerd antwoord. In sommige producten zoals ontbijtgranen bleek de meerwaarde van palmolie beperkt en zijn we overgeschakeld op zonnebloemolie. Voor andere producten vonden we lokaal een beter alternatief. Zo levert de Costa Ricaanse coöperatie Coopeagropal ter plaatse de palmolie waar onze yucachips in gebakken wordt. Coopeagropal is voorlopig niet gecertificeerd maar is zowel op sociaal als ecologisch vlak erg vooruitstrevend. Chocopaste tenslotte bleek een heel ander verhaal. Palmolie geeft chocopasta zijn karakteristieke smeuïgheid. Palmolievrij gaan zou op vlak van kwaliteit problematisch zijn, maar zou ook gewoon een verschuiving van de ecologische en sociale problematiek betekenen. Daarom gingen we op zoek naar eerlijke palmolie. Het RSPO-label biedt daarvoor veel te weinig garanties, maar gelukkig vonden we een volwaardig alternatief bij Serendipalm in Ghana, een Fair for Life-gecertificeerd bedrijf.”
Fair for Life
Het bekendste fairtradelabel op de Belgische markt is ongetwijfeld Fairtrade (het vroegere Max Havelaar). Maar noch Fairtrade International, noch andere labels zoals Ecocert Fair Trade hebben standaarden ontwikkeld voor palmolie. Niet toevallig kwam Oxfam-Wereldwinkels daarom uit bij Fair for Life.
Fair For Life is een certificeringsprogramma dat in 2006 werd opgestart door twee Zwitserse organisaties: het Institute for Marketecology (IMO) en de ngo Bio-Foundation. IMO is al 25 jaar een belangrijke speler in de wereld van de certificeringen. Vandaag voeren zij audits uit op zo’n 70 verschillende sociale en ecologische standaarden in domeinen als biolandbouw, bosbeheer, aquacultuur en fair trade.
Met Fair for Life hadden beide organisaties vooral de bedoeling om breder gaan dan Fairtrade International (toen nog FLO) en dat op een aantal vlakken. Zo lieten ze als eerste het geografische criterium vallen, waardoor ook producentenorganisaties in Europa in aanmerking komen. Daarnaast vertrekken ze niet van specifieke productstandaarden, maar van een algemene standaard die een reeks hoge eisen stelt op drie terreinen: ecologie, corporate social responsability en fair trade.
Naast klassieke coöperaties kunnen ook meer informeel georganiseerde producentengroepen gecertificeerd worden. Ook plantages komen in aanmerking, indien ze naast correcte arbeidsomstandigheden ook een positieve impact op de meest gemarginaliseerde arbeiders kunnen aantonen. Bedrijven die een Fair for Life-label op hun eindproduct willen plaatsen, moeten correcte relaties kunnen aantonen in de hele toeleveringsketen.
Anders dan bij Fairtrade International is er geen gegarandeerde minimumprijs die zekerheid biedt aan producenten, wel een grotere vrijheid voor producenten en klanten om samen het bedrag van de ‘eerlijke prijs’ en van de fairtradepremie te bepalen. Belangrijk daarbij is de grote transparantie over de precieze besteding van de premie.
Door die aanpak is Fair for Life uitgegroeid tot een gerespecteerd fairtradelabel. In de International Guide to Fair Trade Labels wordt het gecatalogeerd als “vrij veeleisend”.
Serendipalm in Ghana
In 2009 verwierf het Serendipalmproject zijn Fair for Life-certificering, de kroon op het werk van een bijzonder verhaal. Aan de basis ligt Dr. Bronner’s Magic Soaps, een Amerikaans familiebedrijf dat inmiddels 150 jaar en vijf generaties overspant. Corporate social responsability behoorde tot de missie van het bedrijf, lang voor het woord opgang maakte. Toen zij voor hun kwaliteitszepen op zoek moesten naar steeds meer kwalitatieve kokosolie, palmolie en olijfolie, richten zij zich eerst op biogecertificeerde producten. Maar gaandeweg ontdekten ze dat een ecologisch label niet altijd sociale rechtvaardigheid impliceert. Daarom besloten zij in 2005 om de toelevering zelf in handen te nemen.
Intussen bestaat het Serendiworldproject uit verschillende lokale bedrijven: Serendipol (kokosolie, Sri Lanka), SerendiKenya (kokosolie, Kenia) en Serendipalm (palmolie, Ghana). Alle drie zijn ze Fair for Life gecertificeerd. Naast Oxfam-Wereldwinkels zijn intussen heel wat Europese bedrijven vaste klant van Serendipalm, onder meer de fairtrade-organisaties Gepa en Traidcraft en bedrijven zoals Rapunzel en Weleda.
In 2006 ging Dr. Bronner’s samen met de ngo Fearless Planet aan de slag in het gebied rond de stad Asuom in Oost-Ghana. Oliepalmen komen er van nature voor en lokale boeren maakten daar dankbaar gebruik van om hun schamele inkomen uit cacao, maniok, maïs of citrus een beetje aan te vullen. In een eerste fase werden vier veldwerkers aangeworven om de boeren te begeleiden naar biologische teelt. Tegelijk werd een molen gebouwd, naar het model van de honderden kleine, artisanale oliepersen in de regio, cramers genoemd. De uitbating van die verwerkingsfaciliteit leidde tot de oprichting van het bedrijf Serendipalm. Momenteel leveren ongeveer 670 families verse palmvruchten aan de molen, die met meer dan 200 medewerkers is uitgegroeid tot de grootste werkgever van de regio.
Ook niet onbelangrijk is het feit dat veel van de taken bij Serendipalm door vrouwen worden opgenomen: van het losmaken van de individuele, kleine vruchtjes uit de trossen – traditioneel vrouwenwerk – tot het managen van de molen. Met extra technologie zou het hele proces efficiënter kunnen, maar dat zou ten koste gaan van de werkgelegenheid, een keuze die Serendipalm niet wil maken. Na het persen van de olie uit de palmvruchten gaan de perskoek en de resten van de vruchtenbundels gratis naar de boeren, die deze gebruiken als biologische mest.
« Toen ik mijn palmvruchten aan Serendipalm begon te leveren, kreeg ik een hogere prijs dan op de lokale markt. Zo kan ik wat geld sparen, kunnen de kinderen naar school en kan ik mijn huis afwerken. » Felicia Frimpomaa, boerin (bron Gepa)
Zowel de boeren als de arbeiders van de verwerkingsfaciliteit hebben een stem in de samenstelling van het Fairtradecomité dat beslist over de premies. De biopremie – 10% bovenop de aankoopprijs – wordt rechtstreeks uitbetaald aan de individuele boeren en wordt meestal besteed aan het betalen van arbeiders die op de velden snoeien en wieden. De fairtradepremie komt ten goede aan de hele gemeenschap. Zo werden in de omliggende dorpen reeds waterputten, watertanks en publieke toiletten gebouwd, kreeg een voetgangersbrug de nodige herstellingen en ontvingen scholen extra materiaal en computers. Daarbovenop heeft Serendipalm zelf ook verschillende projecten gesteund, zoals het planten van jonge boompjes in de stoffige stad Asuom, het uitdelen van 5000 muskietennetten en het bouwen van een materniteit voor het lokale hospitaal.
Exportsustent in Ecuador
Vergelijkbaar maar recenter is het verhaal van Natural Habitats, een Nederlands bedrijf dat biologische palmolie verhandelt. In 2013 werden haar activiteiten in het noorden van Ecuador Fair for Life gecertificeerd. Ook in Sierra Leone en Ghana is het proces volop bezig.
Net als Dr. Bronner’s heeft Natural Habitats de keuze gemaakt voor een verticaal geïntegreerde toelevering, waarbij men duidelijk zicht heeft op de hele keten ‘van de boer tot in het bord’. Daarom is Exportsustent, het Ecuadoriaanse filiaal van Natural Habitats, heel actief op het terrein zelf. Kleine plantages zijn opgezet om boeren uit de regio opleidingen te geven in biologische productie en beheer van de aanwezige biodiversiteit. Volgens de filosofie van het bedrijf behoren de boeren die aan hen leveren tot haar ‘Familia Organica’, een gemeenschap die toegewijd is aan kwaliteitsproductie, zorg voor het milieu en sociale ontwikkeling van de gemeenschap. In ruil worden die boeren met raad en daad bijgestaan door agronomen en zorgt het bedrijf voor het transport van hun oogst. Exportsustent heeft ook steeds 1% van zijn inkomsten besteed aan sociale programma’s. Scholen ontvingen lesmateriaal en computers, twee gezondheidsposten werden gebouwd en honderden kinderen en jongeren krijgen voetbaltraining van ervaren coaches.
Maar Exportsustent denkt ook breder. In 2013 startte het bedrijf samen met de Nederlandse ngo Solidaridad en met de Asociación Nacional de Cultivadores en Palma Aceitera (ANCUPA) een project om in heel Ecuador kleine palmolieproducenten te helpen duurzame palmolie te telen en een RSPO-certificatie te behalen.
Alaffia in Togo
Alaffia is het succesvolle bedrijf van de Togolees Olowo-n’djo Tchala. Door zijn huwelijk met een Amerikaanse Peace Corps vrijwilligster belandde hij in Amerika en kon hij studeren. Samen besloten ze terug te keren naar Togo om schoonheidsproducten en shampoos te produceren op basis van natuurlijke producten. Lokale werkgelegenheid en ontwikkeling stonden daarbij steeds voorop. De eerste Fair for Life-certificatie voor de coöperatie van shea-boterproducenten dateert van 2009, de coöperatie die kokosolie levert volgde in 2012. Palmolie is minder belangrijk voor Alaffia, maar werd meegenomen in de certificatie.
Alaffia houdt vast aan haar belofte van een extra fairtradepremie van 15% op de verkoopprijs, maar investeert daarbovenop in een reeks ontwikkelingsprojecten, vooral gericht op vrouwen en studenten. De belangrijkste domeinen zijn de gezondheid van zwangere vrouwen, de strijd tegen vrouwenbesnijdenis, de bouw van scholen, de verdeling van fietsen om jongeren naar school te krijgen en het aanplanten van bomen.
Conclusie
Eerlijke palmolieprojecten zijn voorlopig beperkt in aantal en kleinschalig, maar ze bestaan en ze bewijzen dat het ook anders kan:
“Boeren en arbeiders waarderen enorm de sociale impact die Serendipalm heeft in hun gemeenschap. Ze zijn trots om deel uit te maken van het project.” IMO-audit over Serendipalm