TDC is een programma van Enabel, het Belgisch Ontwikkelingsagentschap.

Eerlijke handel in tijden van crisis

In september 2020 hebben het Trade for Development Centre en The Shift een webinar georganiseerd om te praten over de impact van de gezondheidscrisis op de producenten en over de maatregelen die de grote institutionele en fairtradespelers hebben genomen. Ze wisselden ook van gedachten over de eventuele noodzaak om een deel van de economie te herlokaliseren en een lokale eerlijke handel te ontwikkelen.

“Eerlijke handel focust op het billijkheidsbeginsel en op het beginsel van een billijke vergoeding voor het werk van producenten”, benadrukt Nicolas Lambert, directeur Fairtrade Belgium, aan het begin van de webinar. “De certificatie van Fairtrade, een van de organisaties actief in eerlijke handel, garandeert de naleving van deze beginselen, met name door de garantie van een minimumprijs voor de productie van de landbouwers.” De doelstelling van eerlijke handel is om op termijn de mensen empowerment te geven: “Producenten zullen een nieuw kader voor zichzelf kunnen ontwikkelen.”

De situatie van fairtradeproducenten

De huidige coronacrisis heeft vooral op gezondheids- en economisch vlak een impact gehad op het bereiken van dergelijke doelstellingen, meent Nicolas Lambert: “We moeten goed beseffen dat in landen met gebrekkige gezondheidsvoorzieningen de bevolking extra hard wordt getroffen. Daarnaast is er ook een zware economische impact omdat diezelfde reeds achtergestelde mensen de schokken van de markten harder voelen. Dat is het geval voor heel wat Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse producenten en iets wat we ook bij ons zien: de crisis treft mensen in een precaire situatie meer.” De media en tal van ngo’s klagen dit trouwens steeds luider aan. “We zien zeer grote prijsschommelingen in de koffiemarkt, bijvoorbeeld, met dalingen van de vraag”, voegt Nicolas Lambert eraan toe.

Indro Dasgupta, onafhankelijk lid van de raad van bestuur van de World Fair Trade Organisation, heeft dit gemerkt bij de ambachtslieden in heel India die verenigd zijn in de intermediaire organisatie waarvoor hij verantwoordelijk is: “We trachten al meer dan dertig jaar kansen te bieden aan achtergestelde ambachtslieden. We werken samen met internationale fairtradepartners om onze leden een stabiel inkomen te garanderen. Bij ons is de lockdown van het land erg chaotisch verlopen. Veel van onze leden zaten zonder liquide middelen. De hele toeleveringsketen was volledig verstoord. Hun toegang tot de binnen- en buitenlandse markten werd onderbroken. Ze hadden dus geen mogelijkheden meer om een inkomen te verwerven.”

Welke maatregelen voor eerlijke handel nam Fairtrade?

Fairtrade heeft meerdere maatregelen genomen om een destabilisatie te voorkomen. “We hebben de uitgaveregels versoepeld van de premie voor eerlijke handel die aan de coöperatieven wordt gestort zodat ze in hun dringende behoeften kunnen voorzien. We hebben binnen Fairtrade ook een steunfonds opgericht. Maar wat de landbouwers ons vooral vragen, en dat is fundamenteler, is ervoor te zorgen dat de markten niet worden gesloten, zodat ze er nog steeds toegang toe kunnen hebben om er hun producten te verkopen.”

Want er is een boom geweest, gedurende de lockdown, in de consumptie van bepaalde fairtradeproducten. Dit heeft met name Commerce Equitable France kunnen vaststellen. Julie Maisonhaute, adjunct-algemeen-afgevaardigde, legt uit: “De vraag van de Fransen naar basisproducten is gestegen: bloem, eieren, maar ook niet-lokale producten zoals suiker en chocolade.”

De Europese Unie heeft bijna 15 miljard vrijgemaakt voor ontwikkelingssamenwerking wereldwijd

Op Europees institutioneel niveau zijn maatregelen genomen om de meest kwetsbare bevolkingsgroepen te hulp te komen. Om dit toe te lichten, nodigden TDC en The Shift Willem Olthof uit. Hij is adjunct-hoofd van de eenheid Plattelandsontwikkeling, Voedselzekerheid en Voeding binnen het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling van de Europese Commissie. “Vanaf maart heeft elke delegatie van de Europese Unie in heel de wereld haar ontwikkelingssamenwerkingsportefeuille bekeken, nagedacht over de voortgang of heroriëntering van bepaalde projecten en naar extra middelen gezocht. In totaal werd zo wereldwijd 15 miljard euro vrijgemaakt, grotendeels voor ontwikkelingslanden”, zegt hij.

Dit omvatte maatregelen rond voedselzekerheid in landen die al het zwaarst getroffen waren door de voedselcrisissen (met name Burkina Faso, de Democratische Republiek Congo, Somalië en Jemen). Willem Olthof voegt eraan toe: “Deze hulp bestaat uit voedselhulp, maar ook het verstrekken van landbouwwerktuigen en acties op het gebied van water en hygiëne.”

Een kans om eerlijke handel te veranderen?

Want het is niet de bedoeling om afhankelijk te worden van hulp. “Om de voorziening van basisvoedingsmiddelen te faciliteren, is er zoveel te doen. Drie weken geleden heeft de OESO een rapport gepubliceerd over de impact van de steun aan lokale toeleveringsketens: de lokale en regionale ketens doen het beter dan de grotere ketens in termen van het genereren van inkomsten. Wanneer je eerlijke handel en lokale duurzame ecologische producties steunt, heeft dit een reëel en beter effect”, voert Willem Olthof nog aan. “De uitdagingen verschillen per land, maar met goede argumenten kunnen we de regeringen overtuigen om hun capaciteit aan nationale voedselvoorzieningen te versterken.”

Sommigen zien in de huidige crisis dus een kans om de eerlijke handel systemisch te veranderen, via een ecologische én solidaire transitie: “We kunnen het ecologische aspect niet meer los zien van het sociale aspect. We stellen trouwens vast dat fairtrade vaak een eerste stap is naar bio”, voegt Nicolas Lambert eraan toe. “We moeten opwaartse spiralen creëren. Ondernemingen moeten hun bevoorrading veranderen, maar ze zullen dat makkelijker doen als de consument vragende partij is en als de overheid haar rol van facilitator speelt.” Maar volgens Indro Dasgupta zullen we niet van het sociale naar het ecologische kunnen ‘shiften’: “Dat hangt af van een transitie en continue verbetering die door innovatieve technologieën wordt ondersteund.” En het is vooral niet aan de producent om de kosten van deze veranderingen te dragen: “De kostenverhoging moet door alle spelers van de keten worden gedragen, ook de klanten.”
Julie Maisonhaute is het daar roerend mee eens: “Coöperaties die op ecologische transitie gerichte projecten voorstellen, krijgen van ons voortaan specifieke financiële en technische steun. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de coöperatie La Camaillée die de ontbossing bestrijdt.”

In welke mate is hiervoor een herlokalisatie van de handel vereist?

Julie Maisonhaute legt uit dat een derde van de fairtradeproducten die vandaag in Frankrijk wordt verkocht, uit Frankrijk zelf afkomstig zijn: “Dat is dus een belangrijke tendens. We zien een groei van circa 20 %, met momenteel meer dan 10.000 Franse producenten en meer dan 80 producentenorganisaties.”
In 2014 heeft de Franse wet inzake eerlijke handel trouwens deze lokale dimensie opgenomen. “De definitie is universeel, d.w.z. dat de wet niet bepaalt waar de economisch achtergestelde producenten of werknemers zich bevinden. Ze kunnen dus in Frankrijk zijn, in de landen van het Zuiden, in België, Italië, enz. De wet neemt de basisprincipes van eerlijke handel op: prijsverbintenis, duurverbintenis, de premie van eerlijke handel (die soms anders wordt genoemd voor Franse ketens, namelijk ontwikkelingsfonds, maar de logica is dezelfde) evenals de sociale en milieucriteria. Er werd geen andere eerlijke handel bedacht op maat van Franse of Europese landbouwsectoren. Het is echt hetzelfde concept. Het is belangrijk om te zien dat het om eenzelfde beweging gaat.”

“Ook in België zien we de ontwikkeling van wat ‘Noord-Noord’ wordt genoemd”, voegt Nicolas Lambert eraan toe: “Er zijn verschillende initiatieven zoals de Fairebel-melk, zaken die zich ontwikkelen rond vlees en fruit of het label Prix Juste bijvoorbeeld. Ook al is eerlijke handel ontstaan uit de Noord-Zuidrelatie, hij wordt nu voor bepaalde aspecten op onze landen toegepast.”

Volgens Julie Maisonhaute is deze dynamiek ook uit de internationale eerlijke handel gekomen: “Mensen beseffen dat tal van landbouwproblemen niet enkel gelden voor producenten uit het Zuiden, maar ook die in Frankrijk, ook al is de levensstandaard uiteraard niet vergelijkbaar. Maar toch, een deel van de Franse bevolking kent zeer grote economische en sociale problemen”; en landbouworganisaties in Frankrijk hebben zich beraad over de prijzen: “Zij hebben nood aan stabielere prijzen, aan partners die zich voor langere tijd binden aan de ketens. Zo wordt het principe van eerlijke handel heruitgevonden vanuit de Franse en Europese problematiek.”

Europese strategie ‘van boer tot bord’

In die zin werd vorig jaar de Europese ‘Green Deal’ gelanceerd met centraal een ‘boer tot bord’-strategie, zegt Willem Olthof: “Het komt erop neer te weten naar waar het eten in Europa gaat, wat de toekomst van voedsel is en er vanuit een zeer globaal en holistisch oogpunt over na te denken.” Deze methode wil de sociale, economische en ecologische dimensies van voeding combineren en heeft tal van gevolgen: “De Europese Green Deal is een strategie die de Commissie vorig jaar heeft voorgesteld. De lidstaten reageren momenteel op deze voorstellen en ze zullen daarna in het Parlement worden besproken. Er moeten dus heel wat gesprekken worden gevoerd tussen alle schakels van de keten, inclusief landbouwers en consumenten”, merkt Willem Olthof op.

In het kader van ontwikkelingssamenwerking betekent dit een eerlijke prijs voor de producten die door de Europese landen worden gekocht en een evenwicht dat moet worden gevonden om de duurzaamheid van een dergelijke internationale handel te garanderen: “Vorige week hebben we met Ivoorkust en Ghana een initiatief rond cacao gelanceerd. Het steunt op een voorstel om de prijs voor beide landen te verhogen met 40 %. Voor ons een kans om tot een soort totaalakkoord te komen: de producentenprijs verhogen, maar ook om de ontbossingsvoorschriften te handhaven voor producten die op de Europese markt komen. Meer in het algemeen betekent dit ook dat bepaalde normen misschien aan het veranderen zijn en dat de landbouwers en landbouwersorganisaties misschien hulp zullen nodig hebben om deze veranderingen aan te kunnen”, klinkt het bij Willem Olthof.

Wat denken de spelers uit het Zuiden?

Voor Indro Dasgupta is het antwoord duidelijk: “Op de algemene vergadering van de World Fair Trade Organisation van ongeveer twee jaar geleden hebben we dit punt besproken en we zijn het er allemaal over eens dat we geen onderscheid mogen maken tussen de Noord-Noordhandel en de Noord-Zuidhandel. Kleine producenten, waar ook, hebben basisbehoeften.” Producenten in het Zuiden zouden dus bang kunnen zijn voor wat er met hen zal gebeuren als het Noorden de grenzen sluit. “Maar we mogen het concept van de wereldwinkels niet vergeten: een consument die een wereldwinkel binnenstapt, kan allerlei producten kopen. Aan ons om de producten van het Zuiden correct te verdedigen.”

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp
Email
Print

Deze website gebruikt cookies om uw gebruikerservaring zo aangenaam mogelijk te maken.