De circulaire of kringloopeconomie wordt regelmatig voorgesteld als een mogelijke oplossing voor de milieucrisis waarmee de wereld vandaag geconfronteerd wordt. De vraag is: is dat economisch model verenigbaar met eerlijke handel? Hoe kan eerlijke handel de principes van de circulaire economie toepassen en welke voordelen levert dat op?
"Op een gegeven moment zal het besef moeten komen dat hoe hoger de kwaliteit van de producten, en hoe hoger de milieu- en menselijke normen, hoe meer we de arbeiders hier in Europa en de producenten in het Zuiden kunnen beschermen."
Emmanuel Mossay Tweet
Nu de wereld in de greep is van een klimaat- en milieucrisis, met daarbovenop een economische crisis sinds de uitbraak van de COVID-19-pandemie, wordt het concept van de circulaire economie steeds meer naar voren geschoven – en soms ook te pas en te onpas gebruikt. Milieuactivisten bepleiten circulaire economie als een van de enige, zo niet dé enige, optie voor de toekomst op lange termijn. Politici beloven dat ze van de kringloopeconomie het economisch model voor onze samenleving van morgen zullen maken. En soms doen zelfs multinationals, die niet bepaald uitblinken in ecologisch of sociaal engagement, hun uiterste best om de beginselen ervan toe te passen. Maar wat is ‘circulaire economie’ nu eigenlijk?
Volgens Emmanuel Mossay, expert in circulaire economie en gastprofessor aan verschillende Belgische universiteiten, zijn er maar liefst 114 verschillende definities voor: “Eenvoudig gezegd gaat het erom de levensduur van grondstoffen, materialen en producten in het systeem zo veel mogelijk te verlengen. Met zo veel mogelijk respect voor de natuur, en natuurlijk voor de mensen die er deel van uitmaken.”
Wij voegen daaraan toe dat de kringloopeconomie lijnrecht staat tegenover het lineaire economische model dat momenteel gangbaar is en waarbij materialen en producten aan het einde van hun levensduur worden weggegooid als afval. Ze volgen de cyclus ‘ontginnen – verwerken – consumeren – weggooien’.
Onder de loep: Villageworks Cambodia
Villageworks Cambodia werd opgericht in 1998. De organisatie produceert voornamelijk tassen, gemaakt van gerecycleerde cementzakken. Ze maakt ook bamboerietjes, kledingaccessoires, decoratie en manden. Het voornaamste doel van de organisatie is de financiële emancipatie van vrouwen in de plattelandsgebieden van Cambodja. Maar gaandeweg heeft ze haar project uitgebreid tot mensen met een beperking.
Villageworks hecht ook veel belang aan het milieu. Daarom produceert de organisatie ecologisch verantwoorde producten en bevordert recyclage en upcycling in Cambodja.
Anak Bunnak staat sinds 2001 aan het hoofd van Villageworks. Zij geeft tekst en uitleg: “We hebben vijf provinciale centra waar onze werknemers en werkneemsters onze producten van thuis uit maken. Zo’n organisatie brengt logistieke uitdagingen en extra productiekosten mee, maar heeft als voordeel dat onze ambachtsmensen thuis blijven en voor hun gezin blijven zorgen. Tegelijkertijd worden in een van onze centra mensen met een beperking opgeleid en tewerkgesteld.
Wij verkopen onze producten hoofdzakelijk internationaal via verschillende partners uit de eerlijke handel, zoals Oxfam-Magasins du monde. In 2020 hebben wij 90 % van onze omzet in het buitenland gedraaid. Maar sinds de coronacrisis vinden wij het riskant om alleen op de export in te zetten. Daarom willen wij in de toekomst een plaatsje veroveren op de lokale markt door nieuwe producten te ontwikkelen.
En binnen vijf jaar hopen we een volgende belangrijke stap te zetten door onze storytelling te ontwikkelen en ons merk uit te bouwen. Ons doel: niet langer gezien worden als een liefdadigheidsinstelling, maar als een ethisch merk dat kwaliteitsproducten maakt die de mensen weten te waarderen en willen kopen.”
Veel verschillende praktijken, een enkele schaal
Tot daar het algemene concept. Binnen de circulaire economie zijn er echter veel nuances en praktijken. In willekeurige volgorde: ecodesign (dat tot doel heeft producten met een geringe milieu-impact te ontwerpen), de functionaliteitseconomie (die gericht is op ‘consumptie naar gebruik’), industriële ecologie (die gebaseerd is op de uitwisseling van hulpbronnen tussen bedrijven), hergebruik, herstellen, recyclage, enz. Zeggen dat je deel uitmaakt van de circulaire economie kan dus veel verschillende dingen betekenen.
Het is dan ook niet altijd gemakkelijk om de weg te vinden, vooral omdat niet al deze praktijken gelijk zijn op het vlak van circulariteit of milieuvriendelijkheid. Volgens Emmanuel Mossay kun je de aanpak het makkelijkst structureren via de ‘ladder van Lansink’. Dat is een erkende norm op het gebied van afvalbeheer.
Op de hoogste sport van de ladder staat ‘preventie’. Je zou kunnen zeggen: het beste afval is het afval dat niet wordt geproduceerd. Dat is het meest verdienstelijke niveau dat simpelweg bestaat in het vermijden dat afval geproduceerd wordt, en wel door opnieuw na te denken over het object, afval te weigeren, of afval zo veel mogelijk te beperken. De functionaliteitseconomie bijvoorbeeld, valt in deze categorie. De volgende sport van de ladder omvat alle initiatieven die de levensduur van voorwerpen willen verlengen: hergebruik, herstellen, reconditionering, hermaken, upcycling, enz. En het is pas lager op de ladder dat we de praktijken vinden die vandaag het meest verspreid zijn op het vlak van circulariteit, en waarin publiek of privaat het meest geïnvesteerd wordt, namelijk recyclage en compostering. Helemaal onderaan de ladder van Lansink ten slotte staan afvalverbranding en storten.
“De meest verdienstelijke spelers in de circulaire economie staan bovenaan de ladder. Zij willen immers het huidige lineaire economische systeem uitdagen. Bovendien proberen zij grondstoffen als zodanig zo lang mogelijk te behouden en duurzame objecten te vervaardigen die zo min mogelijk impact hebben op de planeet,” weet Emmanuel Mossay.
Dat is alvast de ambitie achter het project Chako, dat ‘van jou’ betekent in het Swahili. Het is een sociale onderneming die actief is op het eiland Zanzibar en zich specialiseert in het upcyclen van de afvalberg die wordt achtergelaten door de bloeiende toeristenindustrie. Lege flessen worden onder de vaardige vingers van de voornamelijk vrouwelijke plaatselijke ambachtsmensen trendy lampen. Papieren brochures worden omgetoverd tot kleurrijke kralen en oude zeilen van de dhows, de plaatselijke boten, krijgen een tweede leven ingeblazen als hippe tassen. Al deze artikelen kunnen vervolgens door toeristen worden gekocht en als mooie souvenirs van het eiland worden meegenomen, waarmee toeristen het afvalprobleem helpen oplossen dat zij zelf mee hebben veroorzaakt.
Onder de loep: Dhaka Handicrafts
Dhaka Handicrafts vervaardigt en verkoopt voornamelijk manden van 100 % natuurlijke en plaatselijke materialen zoals jute of hogla, een Bengaals zeegras. Het bedrijf transformeert ook afgedankte kleren in schorten, tafelkleden, bedspreien, enz.
De missie van Dhaka Handicrafts bestaat erin de sociaaleconomische omstandigheden van kansarme ambachtsvrouwen in plattelandsgebieden te verbeteren en traditioneel handwerk uit Bangladesh te promoten.
Bedrijfsleidster Tanu Dey vertelt ons hoe haar organisatie werkt. “Wij werken met ongeveer 1.100 ambachtsvrouwen, verdeeld in een 20-tal groepen, en wij hebben 67 personeelsleden om toezicht te houden op een jaarlijkse productie van om en bij het miljoen manden. In tegenstelling tot de meeste bedrijven in de kledingindustrie en ondanks de logistieke uitdaging, maken onze arbeidsters onze producten van thuis uit, waardoor ze thuis kunnen blijven en voor hun gezin zorgen.
Omdat de materialen waarmee wij werken seizoensgebonden zijn, houden wij voorraden aan zodat onze ambachtsvrouwen het hele jaar door werk hebben. Wat de boeren betreft, die betalen wij op voorhand voor hun oogst. Door natuurlijke en lokale materialen te gebruiken, vermijden wij bovendien vervuiling en zijn wij niet afhankelijk van internationale bevoorrading. Zelfs de ontwerpen worden bij ons uitgedacht.
Voor de verkoop gaan wij naar internationale beurzen om onze producten tentoon te stellen. Wij leggen contacten met kopers, tekenen bestellingen op, en pas daarna gaan wij over tot productie en ten slotte tot export.”
Greenwashing
Aangezien er momenteel geen officiële maatstaf van circulariteit bestaat, maakt een aantal spelers handig gebruik van de vaagheid rond het concept om uit te pakken met hun ‘milieuvriendelijke’ initiatieven. “Zodra een product ook maar een heel klein beetje recycleerbaar is, beweren sommigen al deel uit te maken van de circulaire economie, terwijl dat helemaal niet het geval is”, betreurt Emmanuel Mossay. “Het is niet omdat voorwerpen of verpakkingen recycleerbaar zijn, dat de producent noodzakelijkerwijs een toonbeeld is van circulariteit. Dat is wel een heel minimalistische benadering bij de toepassing van het concept.“
Anak Bunnak, de vrouw aan het hoofd van het Cambodjaanse Villageworks (zie hierboven), merkt inderdaad op dat het een trend is dat grote bedrijven prat gaan op hun inzet voor sociale of ecologische verantwoordelijkheid. Maar volgens haar gaat dat niet ver genoeg. “Zij zien het als een vorm van promotie, met een kortetermijnvisie, en niet als iets waar je dagelijks aan werkt, met langetermijndoelstellingen.” En hoewel Anak Bunnak deze bedrijven niet echt als concurrenten voor haar organisatie ziet, vindt ze het toch jammer dat zij de goede ontwikkeling van initiatieven als Villageworks in de weg staan, vooral omdat ze de consument misleiden.
Volgens Emmanuel Mossay zou het daarom verstandig zijn een systeem op te zetten, gebaseerd op de ladder van Lansink, dat verder gaat dan een eenvoudig etiket en een einde maakt aan de huidige verwarring. Iets dat je kunt vergelijken met de energieprestaties van elektrische apparaten, suggereert de circulariteitsexpert. “Zo’n systeem biedt een eenvoudige ladder of schaal, die voor iedereen gemakkelijk te begrijpen is. Mensen die verder willen gaan hebben bovendien een meer gedetailleerde uitleg. Maar alleen al het feit dat er een eerste schaal is, met vier of vijf kleuren, zou het leven van de consument al gemakkelijker maken: Waar hebben we het over? Gewoon recycleerbare producten? Zijn ze eco-ontworpen? Kunnen ze hersteld worden? En zo verder.”
Bovendien meent Emmanuel Mossay, die ook gastdocent is aan verschillende Belgische universiteiten, dat hetzelfde zou kunnen gelden voor eerlijke handel. “Er bestaan soms grote verschillen tussen de diverse actoren in de keten. Een product met het Fairtrade-label is bijvoorbeeld niet noodzakelijk even eerlijk als een product van Ethiquable.”
“Daar zien we een overeenkomst tussen de circulaire economie en eerlijke handel,” merkt hij op. “Geen van beide is duidelijk gedefinieerd of duidelijk beschermd door de wet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld biologische landbouw.”
“We hebben 40.000 jaar in een circulaire economie geleefd”
Bovendien zou de invoering van een schaalsysteem voor circulariteit zeer gunstig uitpakken voor de eerlijke handel, verzekert Emmanuel Mossay, omdat deze sector door zijn intrinsieke kenmerken al grotendeels deel uitmaakt van de circulaire economie.
“Naar mijn mening zijn de actoren van de eerlijke handel altijd al min of meer actief geweest in de circulaire economie”, zegt de circulariteitsexpert, “vooral in de ambachtelijke sector. De intrinsieke reden is dat zij in een overwegend traditionele economie actief zijn. We hebben 40.000 jaar in een circulaire economie geleefd. Pas in de laatste twee eeuwen zijn wij overgeschakeld op een lineair model, met als doel de economische machine op maximale capaciteit te laten draaien.”
Tanu Dey van Dhaka Handicrafts (zie hierboven) bevestigt dat en voegt eraan toe: “onze partners in de fairtrade-organisaties hebben ons vanaf het begin aangemoedigd om met ecologisch duurzame producten te werken, maar hebben ons daar ook nooit toe gedwongen.“
“Toen ik een kind was, hadden we bijna nooit afval in Bangladesh,” klinkt het. “Toen zag je hier niet al die plastic flessen, verpakkingen, enz. Wat kleding betreft, zag ik mijn grootmoeder en moeder hun versleten traditionele sari’s ‘upcyclen’ in andere nuttige voorwerpen voor het huis. Recyclage maakte deel uit van het dagelijks leven, en dat is altijd zo geweest. Maar vandaag de dag vind je in gebieden waar kledingfabrieken zijn gevestigd, bijvoorbeeld, als je in de grond graaft, steeds meer kledingafval.” Dat is een van de redenen waarom Tanu Dey momenteel nadenkt over nieuwe manieren om het afval van deze zeer actieve industrie in haar land te recycleren.
Emmanuel Mossay onderscheidt ook verschillende aspecten die bevestigen dat eerlijke handel en zijn actoren dicht bij de kringloopeconomie staan. Denk aan het beperkte gebruik van schadelijke stoffen, onder meer om de gezondheid van de werknemers en werkneemsters te vrijwaren, of de wil om de ecosystemen in stand te houden, waardoor de producenten toegang kunnen blijven hebben tot de natuurlijke grondstoffen en zo hun productie kunnen verduurzamen.
“De arbeiders en arbeidsters werken liever met ons (dan met grote bedrijven) omdat wij hen een veiliger productieomgeving bieden,” bevestigt Anak Bunnak van Villageworks. “Onze gehandicapte werknemers profiteren van aangepaste infrastructuur en apparatuur, in tegenstelling tot veel fabrieken in Cambodja.”
De producenten uit het Zuiden hebben de ervaring, de capaciteit en … veel afval
De tijd is zeker rijp voor meer circulaire initiatieven, en producenten in het Zuiden hebben heel wat troeven in handen om op de kar te springen. Emmanuel Mossay ziet hiervoor twee belangrijke redenen. “De eerste is de markt, het feit dat er een groeiende vraag is naar zogenaamde circulaire producten. De producenten in het Zuiden passen zich daaraan aan. Het tweede punt is dat deze producenten over veel afval beschikken. Of het nu in Afrika of Azië is, de trieste realiteit is dat zij massa’s afval hebben, dat wij daarheen exporteren, om andere voorwerpen te produceren.”
Vergeet niet dat de producenten in het Zuiden de ervaring en capaciteit hebben om zich met succes in te zetten voor de circulaire economie, benadrukt de expert: “Voor mij hebben de landen in het Noorden niets te leren aan de landen in het Zuiden, omdat deze landen veel gemakkelijker leven in hergebruik, opknappen, duurzaamheid, enz.“
Volgens Mossay zal de westerse vraag naar circulaire producten blijven groeien. Maar een van de grootste uitdagingen voor de eerlijke handel en zijn actoren zal zijn te voorkomen dat de consumenten van de sector – of althans diegenen die voorstander zijn van eerlijke handel en de groene economie – overschakelen op lokale circulaire producten en dat de producenten in het Zuiden op die manier in de kou blijven staan. Hij meent dan ook dat het in hun belang is om een label, een verhaal, storytelling rond de circulaire economie op te zetten. “En dat, idealiter zo rationeel en objectief mogelijk, en op basis van de ladder van Lansink”, klinkt het.
Voorbereiding op toekomstige normen
Mossay is ook projectleider bij EcoRes, een adviesbureau voor duurzame ontwikkeling. In die context is hij van mening dat de verschillende samenwerkingsorganen, en met name de World Fair Trade Organization (WFTO), er ook goed aan zouden doen de initiatieven op het gebied van eerlijke handel te gaan kwantificeren en structureren in termen van circulariteit, alvorens ze te categoriseren, a fortiori op de ladder van Lansink, en zo te bepalen waar elk van de actoren staat. Is het product gemakkelijk te herstellen, te demonteren, te recycleren? Wordt er gebruikgemaakt van gerecycleerde materialen? Kan het getransformeerd worden in een ander object? En zo verder. “Eens dat is uitgeklaard, kunnen we hen eventueel stappen en manieren van aanpak voorstellen, zodat ze geleidelijk naar boven kunnen klimmen op de ladder,” voegt hij eraan toe.
Volgens Emmanuel Mossay kunnen de actoren van de eerlijke handel zich zo voorbereiden op de toekomstige Europese normen die in de loop van dit decennium zullen worden ingevoerd op het gebied van circulariteit. “Frankrijk is momenteel bezig met het opzetten van een herstelbaarheidsschaal. Maar ik denk dat een indeling op de ladder van Lansink veel relevanter zou zijn om de partners in het Zuiden twee stappen te besparen. Het WFTO heeft alle middelen in handen om dit te doen.”
Winnende duo’s
Maar dat alles kan slechts werken als de producten die de producenten van eerlijke handel aanbieden, effectief voldoen aan de vraag van de klanten in de sector. Daarom is Emmanuel Mossay een vurig voorstander van co-design, d.w.z. het samen eco-ontwerpen van producten tussen producenten in het Zuiden en consumenten in het Noorden, om te werken aan een betere marktpenetratie: “Ik denk dat dit een van de betere uitkomsten voor eerlijke handel is. Produceer in het Zuiden en gebruik, deel, herstel, recycleer hier in het Noorden. Die manier van werken zou er ook voor zorgen dat wij producten ontwikkelen die relevant zijn qua verkoopprijs.”
Natuurlijk is het opzetten van een dergelijk proces niet zonder moeilijkheden, te beginnen met het eco-ontwerp dat inhoudt dat alle levensfasen van het product moeten worden voorzien: hoe het kan worden hersteld, omgevormd … Zonder dat het naar het andere eind van de wereld moet worden teruggestuurd. Om nog maar te zwijgen van de behoefte aan een perfecte dialoog tussen dienstverleners in het Noorden en producenten in het Zuiden. “We zijn er nog niet …” zucht de circulariteitsexpert, maar hij is ervan overtuigd dat er toekomstmuziek in deze combinatie zit.
Een andere circulaire manier die Emmanuel Mossay zeer interessant vindt voor de eerlijke handel, is de functionaliteitseconomie. “Een winnend duo voor alle actoren”, zo stelt hij, ook al impliceert dit een aanpassing van het economisch model van de eerlijke handel en transformaties op onder meer logistiek vlak. In deze configuratie “zou de producent in het Zuiden kwaliteitsproducten kunnen vervaardigen, die zelfs als luxeproducten kunnen worden bestempeld, en die in het Noorden zouden worden gebruikt via het deelsysteem. Omdat de functionaliteitseconomie de consument juist toegang geeft tot voorwerpen van hogere kwaliteit, maar voor een korter gebruik en een kortere tijd.“
Een beetje zoals de deelsteps die in opmars zijn in onze steden? “Nee, want je moet altijd kijken naar de totale impact,” zegt hij. “En helaas is het beheer van free floating steps problematisch en bedraagt hun levensduur vaak maximaal zes maanden. Dan moeten ze gerecycleerd worden, en dat is een ingewikkelde zaak … Kortom, dat is eerder een vals goed idee.”
De kers op de taart van een eerlijke handel die zich de pluspunten van de circulaire economie eigen maakt, zou het scheppen van banen in het Noorden zijn. “De partners in het Zuiden bezitten een schat aan deskundigheid en kennis. Zij hebben zelf alle technieken om dingen te herstellen onder de knie. Het probleem is hoe we het principe van dingen te herstellen kunnen overdragen aan het Noorden,” zegt Emmanuel Mossay. “We zijn niet het meer gewend om dingen te repareren. Als een voorwerp een beetje stuk is of niet goed meer werkt, wordt het heel gemakkelijk weggegooid. In Brussel bijvoorbeeld werkt 25 % van de strijkijzers die in het containerpark terecht komen nog, 75 % van de stofzuigers, 25 % van de koffiezetapparaten …”
Maar volgens de circulariteitsexpert kan dit probleem worden opgelost door ecodesign en door partnerschappen aan te gaan met actoren in het Noorden, bijvoorbeeld uit de sociale economie, zoals sociale werkplaatsen. En fairtrade-organisaties zouden een rol moeten spelen bij de invoering van dit soort model, vervolgt hij, met name de World Fair Trade Organization. “Voor mij is dit het interessantste orgaan. Het brengt de producenten en de actoren die de producten in het Noorden invoeren en verkopen, samen. Maar van wat ik kan zien, is dat geen prioriteit op dit moment …”
WTO
De ideeën zijn er, de oplossingen om een meer rechtvaardige en circulaire wereldhandel op te bouwen, bestaan. Maar in werkelijkheid lijkt het verre toekomstmuziek. Wat staat een dergelijke ontwikkeling eigenlijk in de weg? “Het is heel simpel, het antwoord bestaat uit drie letters: WTO”, vat Emmanuel Mossay samen. “Het probleem is dat vandaag de dag liberalisering het basisprincipe van de handel is, en dat laat geen gezonde concurrentie toe tussen actoren die werknemers uitbuiten en anderen die hen onder fatsoenlijke omstandigheden laten werken. Als lid van de Wereldhandelsorganisatie WTO is de enige geldige reden om de invoer van een product te verbieden dat je kunt aantonen aan de hand van twee onafhankelijke studies dat het zeer gevaarlijk is voor de consumenten in je land. Als je dat niet kunt aantonen, mogen alle producten worden verhandeld en verkocht. We staan dus nog zeer ver van milieuoverwegingen of artikel 23 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, dat aan de basis ligt van eerlijke handel.“
Meer in het algemeen wijst de man, die tijdens zijn loopbaan met name voor Oxfam Wereldwinkels heeft gewerkt, ook op het gebrek aan vraagtekens bij het systeem en het economische verhaal in de afgelopen decennia. “Of het nu rechts is, links, de vakbonden, de werkgevers, iedereen is het erover eens dat we een maximale consumptie nodig hebben omdat dat de economie doet draaien, belastingen binnenbrengt, banen schept … Kortom, dat houdt het wiel van het geluk draaiende.”
Voor Tanu Dey kunnen veranderingen alleen van de politiek komen. “Het is allemaal in handen van de regering en de politici,” zegt ze, en ze geeft een voorbeeld: “In Bangladesh hebben de autoriteiten een 10-tal jaar geleden besloten plastic tassen te verbieden. Aangezien de jute-industrie op sterven na dood was, werd zij geacht voordeel te halen door de plaats van plastic in te nemen. Het was een geweldig initiatief en de wet werd inderdaad aangenomen … Maar hij werd nooit echt toegepast. En vandaag de dag gebruiken we nog steeds plastic tassen …”
Bij Anak Bunnak klinkt hetzelfde verhaal: “In Cambodja hebben wij bijvoorbeeld geen speciale stimulansen in vergelijking met andere bedrijven, ook al werken wij voor gehandicapten of voor kansarme vrouwen.” Daarom probeert Villageworks, samen met fairtrade-organisaties en plaatselijke verenigingen, bij de Cambodjaanse regering te lobbyen om de zaken in beweging te krijgen.
“Ik vind dat fairtrade-organisaties nauw moeten samenwerken met regeringen, autoriteiten, wetgevers, enzovoort,” besluit ze. “Het is niet per se gemakkelijk om je aan te passen aan de circulaire economie. En niet iedereen is bereid zich daarvoor in te zetten, vooral niet de meest vervuilende industrieën die alles te verliezen hebben.”
“We zullen nog meer crisissen moeten meemaken voordat we tot een echte circulaire economie komen”
In Europa probeert de Europese Unie zeker vooruitgang te boeken op weg naar de ecologische overgang. Dat doet ze via haar ‘Green Deal’. Emmanuel Mossay betreurt het echter dat dit grootschalige project dezelfde heersende logica als vroeger volgt: stroomafwaarts werken in plaats van stroomopwaarts, d.w.z. via compensatiemechanismen, zoals de aanplant van bomen of de markt voor koolstofquota. “Er zit een interessante dynamiek in de Europese Green Deal. Het is een stap vooruit, maar het is nog niet voldoende”, betreurt hij.
De circulariteitsexpert betreurt ook dat de EU zich nog steeds alleen bezighoudt met directe emissies. “Terwijl, als we het voorbeeld nemen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 80 % van zijn CO2-uitstoot indirect is, en dus aan de andere kant van de planeet wordt uitgestoten.”
Dit alles doet Emmanuel Mossay zeggen dat dit een eerste stap is, “maar er zullen nog andere nodig zijn om verder te gaan.” In dit opzicht werd de coronacrisis ooit voorgesteld als de eyeopener die onze samenleving nodig had om van paradigma te veranderen … De circulariteitsexpert heeft hier een tijdje in geloofd, maar nu niet meer. Natuurlijk gelooft hij dat sommige mensen die rechtstreeks door de crisis zijn getroffen, hun mening over de manier waarop de maatschappij werkt, mogelijk veranderen. “Maar ze moeten er terug bovenop kunnen komen, wat niet voor iedereen het geval is”, zegt de man die in 2017 co-auteur was van het boek Shifting Economy. En inderdaad, veel mensen die zich vandaag in grote moeilijkheden bevinden, hebben niet noodzakelijk voldoende speelruimte om hun levenswijze te veranderen.
“Ik denk dat het nog een generatie, of iets minder, zal vergen om echte veranderingen door te voeren. Helaas zullen we nog andere crisissen moeten meemaken voordat we tot een echte circulaire economie komen,” waarschuwt Emmanuel Mossay. En hij besluit: “Ik denk dat er op een gegeven moment een besef zal moeten komen dat hoe hoger de kwaliteit van de producten, en hoe hoger de milieu- en menselijke normen, hoe meer we de arbeiders hier in Europa en de producenten in het Zuiden kunnen beschermen.”
Ondanks alles blijft Anak Bunnak optimistisch over de toekomst: “Ik denk dat de mensen zich meer bewust worden van het belang van eerlijke handel. En over de hele wereld is er een groeiende bezorgdheid over het milieu en alles wat achter de producten zit. We moeten gewoon een manier vinden om artikelen te maken die ethisch, maar ook stijlvol zijn, en in de smaak vallen bij het publiek.”
Interview door Anthony Planus