Je zal maar cacaoboer in Ivoorkust zijn. Wanneer eind 2016 dankzij gunstige weersomstandigheden de mondiale cacaoproductie met 3 tot 5% stijgt, zakt de wereldmarktprijs vrijwel meteen met 30%. Sindsdien kabbelt hij rustig verder op dat lage niveau. Omdat die prijsdaling nooit doorgerekend is aan de consument, pieken de winstcijfers van de grote spelers in de cacao-industrie. Terwijl de boer het gelag betaalt, want zijn inkomen is wel degelijk gezakt. En dat net op het moment dat de hele sector de mond vol heeft van duurzame chocolade tegen 2020, 2025 of ten laatste 2030. Wat is dan het effect van al die duurzame labels? En waar staat Fairtrade in zijn zoektocht naar een leefbaar inkomen voor de cacaoboer?
Op 15 maart 2019 organiseerde Oikocredit België een academische sessie met als titel ‘Labels. Do they lead to a better income for cocoa farmers?’. In dit artikel verzamelen we de belangrijkste stellingen en opinies van de deelnemers aan de debatten.
De cijfers spreken voor zich
Steeds meer studies laten aan duidelijkheid niets te wensen over: cacaoboeren en bittere armoede lijken haast synoniemen. Nadat een onderzoek van Barry-Callebaut en het Franse ontwikkelingsagentschap AFD het inkomen van Ivoriaanse cacaoboeren op amper € 0,86 per dag schatte, kwamen Fairtrade International en True Price tot vergelijkbare conclusies, zelfs voor boeren met Fairtradecertificatie. In Ivoorkust belandt slechts 42% van hen boven de Wereldbankgrens voor ‘extreme armoede’ ($ 0,78 per dag) en slechts 23% boven de ‘gewone’ armoedegrens ($ 1,27 per dag).
Samuel Poos, coördinator van het Trade for Develeopment Centre, las 16 onafhankelijke impactstudies over vrijwillige duurzaamheidsstandaarden als Fairtrade, Utz en Rainforest Alliance en bundelde hun conclusies: “Er zijn wel degelijk positieve effecten, zowel voor de individuele boer als voor de coöperatie. Vormingsprojecten zorgen voor een hogere productiviteit en een verbeterde kwaliteit en de toegang tot meststoffen, krediet en marktinformatie is verhoogd. Kortom, certificatieschema’s maken het telen van cacao voor leden van coöperaties aantrekkelijker. Maar volgens BASIC, een Frans onderzoeksbureau, zorgt dat in Ivoorkust voor amper 6% meer inkomen dan bij ‘conventionele’ cacaoboeren. De economische impact is dus beperkt.”
Ook bij Aminata Bamba, verantwoordelijke duurzame ontwikkeling van Ecookim, een koepel van 23 Ivoriaanse cacaocoöperaties, bevestigt: “Duurzame labels hebben wel degelijk een impact op de gemeenschap. Coöperaties investeren Fairtradepremies in gezondheidsprojecten, scholen, spaargroepen voor vrouwen of projecten tegen kinderarbeid. Maar de armoede blijft, omdat de cacaoprijs te laag is, omdat labels ook kosten met zich meebrengen en vooral omdat er nog te weinig klanten zijn om onze hele oogst aan Fairtradevoorwaarden te verkopen.”
Een vergelijkbare boodschap komt uit een enquête van Oikocredit België bij een beperkt aantal Ivoriaanse coöperaties aan wie ze kredietsteun verleent en waarvan sommige de voorbije jaren ook door het Trade for Development Centre werden gesteund. Een label zorgt doorgaans voor een betere prijs, een stijging van de verkoop en meer efficiëntie dankzij de trainingen tijdens het certificatieproces. Andere positieve effecten zijn een professionalisering van de coöperatie en meer aandacht voor het milieu. Maar gevraagd naar wat er beter kan, springen er twee antwoorden uit: meer marketinginspanningen in de consumerende landen (opdat een groter deel van de oogst effectief aan Fairtradevoorwaarden kan verkocht worden) en meer coördinatie tussen de verschillende certificerende instanties (opdat de kosten en de inspanningen haalbaar blijven).
“Sommige coöperaties halen zeker voordeel uit de samenwerking met duurzame labels, zowel economisch als sociaal en institutioneel”, besluit Samuel Poos. “Maar de globale impact blijft beperkt. De bittere armoede, de schrijnende kinderarbeid, de enorme ontbossing die in Ivoorkust volop bezig is, het blijven gigantische problemen waar labels nauwelijks een antwoord op bieden. Opvallend is dat dit in Latijns-Amerika wel beter lukt. Vermoedelijk omdat de coöperaties daar een veel langere traditie hebben, minder afhankelijk zijn van cacao alleen en meer nichemarkten aanboren met (bio)cacao van hogere kwaliteit.”
Fairtrademinimumprijs
Er gaapt dus een kloof tussen wat consumenten verwachten van duurzame labels en wat zij als resultaten kunnen voorleggen. Bart Van Besien van Oxfam-Wereldwinkels verwoordt het nog scherper: “Wat we vandaag duurzaam noemen, is eigenlijk niet duurzaam.”
In een reactie vindt Charles Snoeck van Fairtrade Belgium het jammer dat certificatieschema’s al te gemakkelijk op één hoop gegooid worden. “In tegenstelling tot Fairtrade hanteren Utz en Rainforest Alliance geen gegarandeerde minimumprijs en geen extra premie. Het lokaal geldende wettelijk minimumsalaris dat ze eisen is zelden een leefbaar loon. Onderzoeksinstellingen als SOMO erkennen dat wij ons meer dan andere labels inzetten voor hogere prijzen. Getuige daarvan ook onze publiekscampagne met de vraag ‘Hoelang werk jij voor 67 cent?’. Een cacaoproducent in West-Afrika een hele dag.”
“De competitie tussen certificatieschema’s is inderdaad groot in de cacaosector”, erkent Samuel Poos. “In zee gaan met Utz of Rainforest Alliance is de makkelijkste weg voor grote bedrijven die aan hun klanten duurzame cacao beloofd hebben tegen 2020 of 2025. Vooral Utz kent daardoor de laatste jaren een enorme groei en vertegenwoordigde in 2016 al 27% van de globale cacaoproductie, tegenover 6,5% voor Fairtrade.”
Maar Fairtrade International zit niet stil. Eind 2018 maakte de organisatie bekend dat ze de minimumprijs en de premie vanaf de volgende oogst (oktober 2019) optrekt. Ze beseffen dat ze vanuit concurrentieoogpunt een risico nemen, maar de urgentie is gewoon te groot. De minimumprijs voor conventionele cacao stijgt van $ 2000 naar $ 2400 per ton (FOB-prijs, dit wil zeggen de prijs in de haven voor exportklare cacao). De Fairtradepremie stijgt van $ 200 naar $ 240 per ton. In 2017 ging 43 miljoen dollar aan premies rechtstreeks naar cacaocoöperaties om te investeren in sociale en gemeenschapsprojecten. “De beslissing is het resultaat van een lang consultatieproces met boeren, handelaars en chocoladeproducenten en zal de gemiddelde cacaoboer boven de grens van extreme armoede tillen, zelfs als ze maar een gedeelte van hun oogst aan Fairtradevoorwaarden verkopen”, concludeert Charles Snoeck. “Maar het is vooral een belangrijke stap richting een leefbaar inkomen.”
Leefbaar inkomen
In 2012 gaf Fairtrade International aan de bekende loonexperten Richard en Martha Anker de opdracht om een formule te ontwikkelen voor de berekening van een leefbaar inkomen. Het resultaat zijn living income benchmarks die aangeven wat boerenfamilies in een bepaalde regio zouden moeten verdienen om in basisbehoeften als voedzaam voedsel, fatsoenlijke huisvesting, kleding, medische zorg, scholing, transport en een kleine financiële buffer te voorzien. Ook de kosten voor de teelt worden in de formule meegenomen.
In tegenstelling tot de minimumprijs en de premie is het leefbaar inkomen geen verplichting voor Fairtradegecertificeerde handel. Maar het berekenen van zo’n leefbaar loon leidde wel al tot forse salarisverhogingen in de theesector in Malawi en tot een hoger loon voor telers van Fairtraderozen in Ethiopië en bananenarbeiders in Colombia en Ecuador. Niet toevallig gaat het hier om plantageteelten, waar het afdwingen van hogere lonen eenvoudiger is.
Voor Ivoorkust werd het leefbaar inkomen voor een cacaoboer berekend op $ 2668 per ton. Let wel, dis is geen FOB-prijs, maar de zogenaamde farm gate price, het aandeel dat effectief naar de boer gaat. De FOB-prijs zou op basis van de Ivoriaanse gegevens vandaag ongeveer $ 3468 moeten bedragen, of een dagelijks inkomen voor de boer van $ 2,5.
“Concreet betekent dit dat het optrekken van onze minimumprijs de kloof tussen het huidige gemiddelde inkomen van een Ivoriaanse boer en een leefbaar inkomen met ongeveer een kwart verkleint”, rekent Charles Snoeck ons voor. “Wij beschouwen dit als een eerste maar een belangrijke stap en gaan met geëngageerde partners pilootprojecten ontwikkelen om sneller richting een leefbaar inkomen te gaan. Beschouw het als een oproep naar alle actoren in de chocoladesector om samen met ons ambitieuzer te zijn.”
Een organisatie bij wie deze oproep alleszins niet in dovemansoren valt is Oxfam-Wereldwinkels. Zij engageren zich om in de toekomst $ 1000 per ton meer te betalen aan hun partnercoöperaties. “Het effect op de consumentenprijzen hoeft zelfs niet eens zo groot te zijn”, zegt Bart Van Besien. “Het aandeel voor de boer bedraagt immers maar 6% van de totale kostprijs. Maar de boodschap die we willen geven is dat een fundamentele ommezwaai nodig is. Chocolade is gewoon te goedkoop.”
Friedel Huetz-Adams van het Duitse onderzoeksinstituut Südwind en lid van de Duitse Rondetafel voor duurzame cacao bevestigt: “Kinderarbeid is een symptoom van een markt die gewoon niet werkt. Duurzaamheidsmanagers van grote chocoladebedrijven beseffen dat ook. Achter de schermen beamen ze dat een farm gate price van meer dan $ 3000 nodig is om de cacaoboeren uit de armoede te halen. Jammer genoeg zitten ze vast in hun marktlogica.”
Prijs versus productiviteit
Bart Van Besien en Friedel Huetz-Adams verwijzen daarmee naar een hardnekkig probleem in de cacaosector: om niet over hogere prijzen te moeten spreken, praten vele spelers in de keten graag en veel over het gebrek aan productiviteit op de Ivoriaanse cacaoboerderijen. Het inkomensprobleem van de boer moet volgens de industrie aangepakt worden door een hogere productie. De boer krijgt daarvoor trainingen in betere teelttechnieken en wordt aangeraden over te schakelen op meer productieve cacaosoorten.
Volgens Johan Declercq, expert in landbouwketens, zit daar wel degelijk een probleem: “De productiviteit ligt in Ivoorkust 3 tot 4 maal lager dan bijvoorbeeld in Vietnam. Er zijn Ivoriaanse coöperaties die bewijzen dat het wel kan, maar globaal genomen is op dat punt veel verbetering mogelijk. Al stuit je dan wel op belangrijke vragen op lange termijn. Want als productiviteitsstijging gepaard gaat met een substantiële verhoging van het aanbod, dan riskeer je bij een ongewijzigde vraag prijsdalingen zoals eind 2016. Je kan dus onmogelijk alle Ivoriaanse en Ghanese boeren meenemen in dit verhaal.”
Ook Fairtrade Belgium en Oxfam-Wereldwinkels beseffen dat een holistische strategie nodig is, met aandacht voor productiviteit, de grootte van de boerderijen en diversificatie naar andere teelten die de afhankelijkheid van cacao moet afbouwen. Maar zolang hogere, stabiele prijzen voor de boer geen essentieel onderdeel van die programma’s zijn, blijven dat volgens hen druppels op een hete plaat.
Rol van consumenten en overheden
Bart Van Besien wijst nog op een ander probleem: “Overheden zouden hun cacaoproductie beter kunnen coördineren, buffervoorraden aanleggen en noodfondsen oprichten voor hun cacaoboeren. Maar in een land dat de voorbije 15 jaar twee burgeroorlogen kende, is dat natuurlijk niet evident.” “Ivoorkust heeft wel een cacaopolitiek, met vastgelegde farm gate prices en veel regels voor export, maar jammer genoeg geen globale landbouwpolitiek”, vat Friedel Huetz-Adams samen. “Waarom is de infrastructuur in Ivoorkust bijvoorbeeld zo slecht?”
Blijft de vraag wat de rol van de consument is. Volgens Charles Snoeck van Fairtrade Belgium is die essentieel: “Het is de consument die de industrie via zijn koopgedrag verder in een duurzame richting kan duwen. In België bedraagt het marktaandeel van Fairtrade amper 1%. Terwijl de oogst van heel wat coöperaties volledig Fairtradegecertificeerd is, kunnen zij maar voor een deel genieten van het financiële vangnet (de minimumprijs) en de premie. Om echt een verschil te maken – voor de coöperaties die nu al gecertificeerd zijn en voor de vele andere die dat nog niet zijn – moet er dus een versnelling hoger geschakeld worden. Volume is impact.”
Volgens Bart Van Besien en Friedel Huetz-Adams is het probleem echter te groot om aan de consument over te laten: “Duurzame labels zijn niet de silver bullet solution. Onze overheden moeten ingrijpen. Alleen wetgeving die bedrijven verplicht om de mensenrechten en het milieu doorheen hun toeleveringsketens te respecteren kan chocolade duurzaam maken.” Daarmee verwijzen zij naar due diligence wetgeving. Sarah Vaes, beleidsmedewerker van Oxfam-Wereldwinkels legt uit: “Hoewel bedrijven vandaag meer aandacht besteden aan duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen, tonen studies duidelijk aan dat de inspanningen zelden in verhouding staan tot de problemen en dat zo’n vrijwillige aanpak tekortschiet. Bedrijven die het wel proberen, stellen zich concurrentieel zwak op. Tijd dus om op internationaal en nationaal niveau due diligence of ‘zorgplicht’ af te dwingen, met regelgeving. Dankzij het lobbywerk van milieu-ngo’s is er bijvoorbeeld op basis van dit principe een Europese richtlijn die illegaal gekapt hout uit de Europese markt weert. Op een gelijkaardige manier zouden Europese chocoladebedrijven verplicht kunnen worden om de mensenrechten en het milieu te respecteren in hun toeleveringsketens. Wanneer niet aan die voorwaarden wordt voldaan, kan de invoer van niet-duurzame cacao worden tegengehouden.”
In 2013 keurden de Verenigde Naties al ‘richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten’ goed, die elk land in een concreet actieplan moet vertalen. België hinkt achterop, maar in landen als Frankrijk, Duitsland en Nederland krijgt het thema meer aandacht. In 2017 keurde Frankrijk bijvoorbeeld een wet goed die grote bedrijven de ‘plicht tot waakzaamheid’ oplegt. Ze dwingt hen tot maatregelen om risico’s op vlak van mensenrechten, milieu en gezondheid te beperken en voorziet de mogelijkheid voor belanghebbenden om bij schendingen naar de rechter te stappen.
“Ecuador lanceerde een voorstel voor een ‘bindend VN-verdrag voor mensenrechten en bedrijven’, dat vooral multinationals écht aansprakelijk maakt voor mensenrechtenschendingen in hun productieketen”, besluit Sarah Vaes. “Voor veel geïndustrialiseerde landen, die normaal de mond vol hebben van mensenrechten, blijken bindende regels een moeilijke stap. Nochtans is dat waar we naartoe moeten.”